Eerdere

 

Nomina ipso iure divisa
(schulden en vorderingen worden van rechtswege verdeeld)

Berolini

Prota - Erfrecht

§ 11

De verdeling der nalatenschap

Tot nu toe hebben we steeds gesproken over het geroepen zijn tot en de verkrijging van een nalatenschap door één erfgenaam. Wanneer er echter meer erfgenamen, coheredes, zijn, doet zich de vraag naar hun onderlinge betrekkingen voor. Gezamenlijk zijn zij gerechtigd tot de gehele nalatenschap, dat wil zeggen het vermogen van de erflater. Evenals ieder vermogen is ook de nalatenschap samengesteld uit drie bestanddelen: de absolute of volstrekte rechten, de relatieve of persoonlijke rechten (vorderingen) en de schulden. Indien er meer erfgenamen zijn is de gang van zaken ten aanzien van de absolute rechten een andere dan die ten aanzien van de vorderingen en schulden. Deze beide laatste worden namelijk van rechtswege, ipso iure, over de erfgenamen verdeeld in evenredigheid tot de erfdelen, krachtens een reeds uit de twaalf tafelenwet stammende bepaling: nomina ipso iure divisa ofwel vorderingen en schulden worden van rechtswege verdeeld. Natuurlijk kunnen de erfgenamen onderling overeenkomen dat één van hen een bepaalde nalatenschapsschuld in haar geheel zal betalen, respectievelijk dat één van hen een bepaalde nalatenschapsvordering zal innen. Men moet dan wel bedenken dat dergelijke overeenkomsten niet ten opzichte van de schuldeiser/schuldenaar werken. De schuldenaar is bij drie erfgenamen niet verplicht meer dan een derde van de schuld aan de erfgenaam te betalen, ook al beroept de erfgenaam zich nog zo op de onderling gemaakte afspraken. Een overeenkomst werkt immers slechts tussen de overeenkomende partijen. Dergelijke afspraken leiden dus slechts tot onderlinge verrekening tussen de erfgenamen; derden ontlenen eraan noch rechten noch plichten.

Is een vordering of een schuld ondeelbaar, dan is iedere erfgenaam gerechtigd tot opvordering van het geheel. Wij verwijzen hiervoor naar hetgeen is gezegd bij de ondeelbare verbintenissen.[1] Heeft vader derhalve een koe gekocht en laat hij drie erfgenamen na, dan is elk gerechtigd de gehele koe op te vorderen en is de schuldenaar gekweten, wanneer hij de koe aan één der erfgenamen heeft geleverd.

Ook in het huidige recht worden de schulden en de vorderingen van rechtswege verdeeld.[2] Toch neemt men tegenover de vorderingen een tweeslachtige houding aan die voortkomt uit de dubbele zienswijze die op de vordering bestaat: enerzijds is zij een relatief recht, anderzijds is zij een goed. Is een deelbare vordering nog niet geïnd door de erfgenamen, dan wordt zij als `goed' dat wil zeggen als vermogensrecht bij de boedelscheiding betrokken en kan zij aan één der erfgenamen worden toebedeeld. In zo'n geval worden de vorderingen derhalve behandeld zoals de absolute, in het Romeinse recht de zakelijke rechten. Met een ondeelbare vordering, voor het geheel waarvan iedere erfgenaam inningsbevoegd is, is het al niet anders.

De absolute rechten van de nalatenschap vielen en vallen in de gemene boedel; een boedel is dus het geheel van absolute rechten van een nalatenschap. Iedere mede-erfgenaam heeft een onverdeeld aandeel, pars pro indiviso[3] in de gehele boedel en ook in ieder onderdeel van die boedel. De erfgenaam voor één derde gedeelte heeft dus een onverdeeld aandeel ter grootte van één derde in de boedel; hij is tevens voor één derde gerechtigd in iedere boerderij, iedere koe of in ieder ander bestanddeel van de boedel. Daaruit kan men de volgende gevolgtrekkingen maken: over een zich in de gemene boedel bevindend absoluut recht, bijvoorbeeld het eigendomsrecht op een zaak, kan slechts door de gezamenlijke boedelgenoten worden beschikt; beschikking over het gehele recht door één van hen is nietig als zijnde niet door een beschikkingsbevoegde geschied. Heeft vader bijvoorbeeld een koe verkocht en sterft hij vóór de levering met achterlating van drie erfgenamen, dan kan de koper de gehele koe van iedere erfgenaam, wie hij maar wil, opvorderen. Omdat de verbintenis ondeelbaar is, hoeft hij niet alle erfgenamen gezamenlijk aan te spreken, maar kan hij zich tot één beperken; toch kan hem de eigendom slechts door alle drie gezamenlijk worden overgedragen. Wèl kan iedere erfgenaam afzonderlijk beschikken over zijn onverdeeld aandeel in de gehele boedel of in een boedelbestanddeel. Zo kan hij zijn aandeel in de gehele boedel verkopen en oudtijds leveren door in iure cessio. De koop van zulk een aandeel zal altijd een hachelijke zaak blijken te zijn, omdat het van de toekomstige boedelscheiding afhangt wat aan de koper zal worden toebedeeld.

Beschikt een erfgenaam over zijn onverdeeld aandeel in een boedelbestanddeel, dan is er iets vreemds aan de hand. Dan immers wordt de koper aan wie het aandeel geleverd wordt, betrokken bij de verdeling van die zaak. Per saldo komen er dan twee delingen tot stand, één van de gehele nalatenschap tussen de erfgenamen en één van de gedeeltelijk verkochte onverdeelde zaak tussen de koper en de erfgenamen die hun aandeel niet hadden verkocht. De Romeinen zagen dat niet als een bezwaar, maar in het huidige recht verlangt men toestemming van de mede-erfgenamen.[4]

Gaat men eenmaal tot boedelscheiding over, dan betreft zij steeds de gehele boedel. Een deelgenoot kan dus niet scheiding van bijvoorbeeld alle roerende zaken of van alleen het ouderlijk huis vorderen:

D. 10, 2, 25, 20 Paulus libro vicensimo tertio ad edictum: Iudex familiae erciscundae nihil debet indivisum relinquere. De rechter moet bij een boedelscheiding niets onverdeeld laten.

Art. 3:178 lid 1 BW geeft aan ieder der deelgenoten het recht te allen tijde de verdeling van een gemeenschappelijk goed te vorderen en art. 3:179 BW geeft ieder het recht een algehele verdeling te verlangen, evenals, in de Codex:

C. 3, 37, 5 Idem (Impp. Diocletianus et Maximianus) AA. et CC. Secundino: In communionem vel societatem nemo compellitur invitus detineri (A° 294) Niemand wordt tegen zijn zin gedwongen in een gemeenschap of maatschap te blijven.

Ulpianus:

D. 10, 2, 43 Ulpianus libro trigensimo ad Sabinum: Arbitrum familiae erciscundae vel unus petere potest. nam provocare apud iudicem vel unum heredem posse palam est: igitur et praesentibus ceteris et invitis poterit vel unus arbitrum poscere. Zelfs één erfgenaam kan een vonnis van boedelscheiding eisen want het is een duidelijke zaak dat zelfs één erfgenaam haar bij de rechter kan opvorderen: daarom kan eentje zo'n boedelscheiding eisen zelfs tegen de zin van de overige aanwezige erfgenamen.

Een tussen boedelgenoten gesloten overeenkomst volgens welke de boedel onverdeeld zal blijven heeft slechts beperkt rechtsgevolg:

D. 10, 3, 14, 2 Paulus libro tertio ad Plautium: Si conveniat, ne omnino divisio fiat, huiusmodi pactum nullas vires habere manifestissimum est: sin autem intra certum tempus, quod etiam ipsius rei qualitati prodest, valet. Als men overeenkomt dat er helemaal geen verdeling zal zijn dan is het zonneklaar dat een dergelijke overeenkomst geen rechtskracht heeft; als er echter alleen maar geen verdeling zal zijn binnen een bepaalde termijn, die ook nog voor de hoedanigheid van de zaak zelf van voordeel is, dan is dat wèl geldig.

Art. 3:178 lid 5 BW spreekt van een één of meermalen overeen te komen termijn van telkens ten hoogste vijf jaren; art. 3:178 lid 3 BW geeft aan de rechter de bevoegdheid de verdeling uit te stellen voor een periode van telkens ten hoogste drie jaren.

bulletcoheredes: mede-erfgenamen
bulletipso iure: van rechtswege
bulletin iure cessio: overdracht ten overstaan van een magistraat
bulletnomina ipso iure divisa: schulden en vorderingen worden van rechtswege verdeeld
bulletpars pro indiviso: onverdeeld aandeel

 

Voetnoten

[1]: Zie V 7.

[2]: Vgl. art. 4:1146 BW: De erfgenamen die eene erfenis hebben aanvaard moeten in de betaling der schulden, legaten en andere lasten, zoo veel dragen als in evenredigheid staat met hetgeen ieder uit de nalatenschap ontvangt.

[3]: Zie Z 14.

[4]: Art. 3:190 lid 1 BW: Een deelgenoot kan niet beschikken over zijn aandeel in een tot de gemeenschap behorend goed afzonderlijk, en zijn schuldeisers kunnen een zodanig aandeel niet uitwinnen, zonder toestemming van de overige deelgenoten.

 

 

 

 

 


 

Ga naar  Hoofdmenu Hogere  van Rechtsgeschiedenis RuG

Deze pagina is een poging de feitelijke toestand weer te geven,
zoals die de maker, R.J.H. Brink,
op bovenstaande
( ... ) genoemde moment bekend was

Aanvullingen en/of suggesties aanbevolen: rjhbrink@hotmail.com

 
Geschiedenis
RuG
Faculteit
Wat doen we?
GOM
Subseciva
Samenwerking Medewerkers
Byzantijnse bibliografie
Studs Tentamen
Caroussel
Adagia
Vakken Strikt wetenschappelijk