|
Nemo pro parte testatus, pro parte intestatus decedere potest
|
D. 50, 16, 151 Terentius Clemens libro quinto ad legem Iuliam et Papiam: 'Delata' hereditas intellegitur, quam quis possit adeundo consequi. | Onder een nalatenschap waartoe iemand geroepen is, wordt verstaan de nalatenschap die iemand kan verkrijgen door haar te aanvaarden. |
Er waren en zijn slechts twee gronden van geroepen zijn tot de nalatenschap, van delatio: de uiterste wilsverklaring, testamentum, en de wettelijke geroepenheid ofwel geroepenheid ab intestato (letterlijk: zonder testament, intestaat). Krachtens overeenkomst heeft er nooit delatio plaats, want overeenkomsten waarbij iemand tot erfgenaam wordt ingesteld zijn nietig als zijnde in strijd met de goede zeden.
D. 45, 1, 61 Iulianus libro secundo ad Urseium Ferocem: Stipulatio hoc modo concepta: 'si heredem me non feceris, tantum dare spondes?' inutilis est, quia contra bonos mores est haec stipulatio. | Een mondelinge overeenkomst die in deze bewoordingen is vervat: 'Belooft gij mij een bepaald bedrag te geven als gij mij geen erfgenaam hebt gemaakt?' is nietig, omdat deze stipulatie tegen de goede zeden is. |
Ook tegenwoordig zijn zodanige overeenkomsten nietig krachtens art. 4:921 lid 2 BW.
Naar aanleiding van de twee bovenvermelde gronden van geroepen zijn (delatio) heeft men onderscheid gemaakt tussen het testamentaire ofwel testaat erfrecht en het wettelijk erfrecht of liever erfrecht bij versterf, ook wel intestaat erfrecht genoemd om de tegenstelling met het eerste aan te duiden.
Het erfrecht bij versterf roept in wettelijke volgorde de nabestaanden van de overledene tot de nalatenschap; het treedt slechts in werking wanneer geen geldig testament voorhanden is.
Zolang een nalatenschap uit testament aanvaard kan worden, treedt het intestaat erfrecht niet in werking.[1]
Het intestaat erfrecht en het testamentaire sloten elkaar naar Romeins recht uit; het was onmogelijk dat een deel van een nalatenschap intestaat en een ander deel krachtens testament vererfde:
D. 50, 17, 7 Pomponius libro tertio ad Sabinum: Ius nostrum non patitur eundem in paganis et testato et intestato decessisse: earumque rerum naturaliter inter se pugna est 'testatus' et 'intestatus'. | Ons recht laat niet toe dat onder de burgers niet-soldaten dezelfde persoon zowel testamentair als intestaat overlijdt en van nature is er strijd tussen 'testamentair' en 'niet-testamentair'.[4] |
Men drukt dat wel uit in de zinspreuk: niemand kan ten dele met testament, ten dele bij versterf overlijden, nemo pro parte testatus, pro parte intestatus decedere potest. Is dus in een testament over slechts een deel van de nalatenschap beschikt, dan zou strikt genomen dat testament nietig moeten zijn, maar de voorliefde voor het testament, favor testamenti, bracht de Romeinen ertoe de testamentaire bepalingen die voor slechts een deel der nalatenschap geschreven waren, uit te breiden tot de gehele nalatenschap. Naar het huidige recht kan een nalatenschap ten dele bij versterf, ten dele krachtens testament vererven; indien in het testament dus niets anders staat dan: 'A zal erfgenaam zijn voor de helft van mijn nalatenschap', dan kreeg naar Romeins recht A de gehele nalatenschap, naar Nederlands recht krijgt A de halve nalatenschap, terwijl de andere helft toevalt aan de erfgenamen bij versterf.
![]() | ab intestato: zonder testament, bij versterf |
![]() | aditio: aanvaarding |
![]() | delatio: geroepen zijn tot de nalatenschap |
![]() | favor testamenti: voorliefde voor het testament |
![]() | nemo pro parte testatus, pro parte intestatus decedere potest: niemand kan ten dele met testament, ten dele bij versterf overlijden |
![]() | testamentum: testament |
[1]: D. 29, 2, 39 Idem (Ulpianus) libro quadragesimo sexto ad edictum: Quam diu potest ex testamento adiri hereditas, ab intestato non defertur.
![]() |
|