Iudiciis bonae fidei exceptio doli inest
(in de acties van de goede trouw ligt de exceptie van
onbehoorlijkheid opgesloten)
Prota - Procesrecht
§ 12
De clausule van de goede trouw
Dikwijls vond men in de formula de clausule van de goede trouw ofwel de clausule
van de redelijkheid en billijkheid, clausula bonae fidei. Deze clausule verplichtte
de rechter zijn beslissing te toetsen aan de regels van de redelijkheid en billijkheid (de
goede trouw in objectieve zin). Nu moet men niet menen dat de rechter keer op keer bij
zijn billijkheidsgevoel te rade moest gaan om tot een juiste beslissing te komen; de
regels van de redelijkheid en billijkheid waren in het Romeinse recht een aantal objectief
vaststaande, scherp omlijnde regels, bijvoorbeeld dat de schuldenaar van een geldsom rente
behoorde te betalen, dat een vordering met een tegenvordering moest worden verrekend, dat
de verkoper schadevergoeding moest betalen indien de verkochte zaak onder de koper werd
uitgewonnen, enzovoort enzovoort.
Niet altijd was de clausule van de redelijkheid en billijkheid toegestaan, met name
niet in de oudste formula's. In de voorbeelden die wij van de formula's hebben gegeven
staat zij bijvoorbeeld niet in die van de actie uit stipulatie,[1]
wèl in die van de actie uit koop. Kwam zij niet voor, dan werd de formula beheerst
door 'streng recht', stricti iuris, hetgeen betekende dat de rechter enkel mocht
vonnissen naar de strenge, letterlijke opdracht die in de formula was vervat. Toch
kon deze strengheid enigszins verzacht worden door het invoegen van een exceptie van
onbehoorlijkheid. Deze immers verplichtte de rechter rekening te houden met de
behoorlijkheid, met andere woorden het effect van een exceptie van onbehoorlijkheid in een
formule van streng recht was bijna gelijk aan dat van een clausule van de goede trouw. Er
bleef echter een groot verschil: krachtens de laatste moest de rechter de regels van
behoorlijkheid te hulp roepen zowel ten bate van de eiser als van de gedaagde; de exceptie
van onbehoorlijkheid daarentegen legde hem die plicht slechts op ten behoeve van de
gedaagde, omdat een exceptie nu eenmaal een verweermiddel van de gedaagde is. Onnodig te
zeggen dat de exceptie van onbehoorlijkheid slechts zin had in de formules van streng
recht; op grond van de redelijkheid en billijkheid beoordeelde de rechter immers de eiser
steeds op onbehoorlijk gedrag, zodat een afzonderlijke invoeging van de exceptie overbodig
was. Men heeft dit wel in een Latijns zinnetje uitgedrukt: iudiciis bonae fidei
exceptio doli inest: in de acties met de clausule van de goede trouw ligt het
verweer van onbehoorlijkheid opgesloten.
De clausule van de goede trouw[2] was steeds
opgenomen in de formula's van de acties uit wederkerige overeenkomsten; men kan dus zeggen
dat naar Romeins recht wederkerige overeenkomsten te goeder trouw ten uitvoer moesten
worden gelegd. Zo luidt de gehele formula van de koopovereenkomst met de clausule van de
goede trouw steeds als volgt:
Titius iudex esto. Quod Aulus Agerius de Numerio
Negidio hominem quo de agitur emit, qua de re agitur, quidquid ob eam rem Numerium
Negidium Aulo Agerio dare facere oportet ex fide bona, eius iudex Numerium Negidium Aulo
Agerio condemnato, si non paret absolvito.
Titius moet rechter zijn. Terzake van het feit dat ...
(eiser) van ... (gedaagde) de slaaf waarover het gaat heeft gekocht, alwat terzake daarvan
... (gedaagde) moet geven of doen met inachtneming van de goede trouw, daartoe moet
de rechter ... (gedaagde) jegens ... (eiser) veroordelen. Indien dit niet blijkt, moet hij
hem vrijspreken.[3]
In ons huidige recht is dit beginsel niet alleen uitgebreid tot alle overeenkomsten,
maar tot elke rechtsverhouding tussen schuldenaar en schuldeiser. Daardoor is het 'strenge
recht' uit ons verbintenissenrecht gebannen. Art. 6:2 bepaalt: Schuldeiser en schuldenaar
zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en
billijkheid.[3] Wat deze eisen in concreto inhouden,
zal telkens door de uitspraken van de rechter, dat wil zeggen door de jurisprudentie,
moeten worden duidelijk gemaakt.
Clausula bonae fidei: clausule van de goede trouw, van de redelijkheid en
billijkheid
iudiciis bonae fidei exceptio doli inest: in de acties van de goede trouw
ligt de exceptie van onbehoorlijkheid opgesloten
[2]: Gaius geeft de volgende opsomming: de acties
met de clausule van de goede trouw zijn: de actie uit koop/verkoop, huur/verhuur,
zaakwaarneming, lastgeving, bewaargeving, fiduciaire overeenkomst, maatschap, voogdij,
huwelijksgoederenovereenkomst.
Gaius 4, 62: Sunt autem bonae fidei iudicia haec: ex empto vendito, locato
conducto, negotiorum gestorum, mandati, depositi, fiduciae, pro socio, tutelae, rei
uxoriae.