|
Inter easdem partes de eadem re ne bis sit actio
|
D. 44, 2, 7, 1 Ulpianus libro septuagensimo quinto ad edictum: ... si ancillam praegnatem petiero et post litem contestatam (conceperit et) pepererit, mox partum eius petam: utrum idem petere videor an aliud, magnae quaestionis est. et quidem ita definiri potest totiens eandem rem agi, quotiens apud iudicem posteriorem id quaeritur, quod apud priorem quaesitum est. | Als ik een zwangere slavin heb opgeëist en zij heeft een kind gebaard ná de litis contestatio en vervolgens eis ik in een tweede proces dat kind, dan is het een vraag van groot gewicht of ik geacht word hetzelfde op te eisen of iets anders. En over het algemeen kan worden gesteld dat over dezelfde zaak wordt geprocedeerd in alle gevallen dat bij de tweede rechter wordt gevraagd, wat ook bij de eerste was gevraagd. |
Ook in ons recht is het niet mogelijk voor een tweede maal een proces te beginnen als het vonnis van het eerste 'kracht van gewijsde' heeft gekregen. Art. 67 lid 1 Rv. stelt in navolging van de Latijnse regel: 'Beslissingen aangaande de rechtsbetrekking in geschil, vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht'. De grond van deze bepaling is natuurlijk niet gelegen in de consumerende werking van de litis contestatio, maar moet gezocht worden in de proceseconomie: er moet ooit eens een einde komen aan processen of zoals men in het Latijn zei: lites finiri oportet.
Een tweede gevolg van de consumptio was gelegen in de aard van de nieuwe rechtsbetrekking uit het vonnis. Deze was zoals elke normale rechtsbetrekking overerfelijk, dat wil zeggen de erfgenamen van eiser dan wel gedaagde traden in de plaats. Dat was ook zo indien de oorspronkelijke rechtsbetrekking niet overerfelijk was, hetgeen bij verbintenissen uit onrechtmatige daad het geval kon zijn.[1] Iemand die bijvoorbeeld een ander had beledigd kon worden aangesproken met de actie uit belediging. Stierf hij vóór de litis contestatio dan was zijn erfgenaam niet aansprakelijk en nam de actie dus een einde. Stierf hij ná de litis contestatio dan was een geheel nieuwe rechtsverhouding ontstaan, waarbij de rol van de gedaagde werd voortgezet door diens erfgenaam. De erfgenaam was dus aanspreekbaar.
Wanneer de vordering van de eiser onderworpen was aan een verjarings- of vervaltermijn, moest de eiser er zorg voor dragen, dat de litis contestatio plaats had vóór het verstrijken van die termijn. Door de litis contestatio was immers zijn oorspronkelijke recht vervangen door een nieuw recht, dat niet aan die termijn gebonden was. Zou tenslotte de oorspronkelijke rechtsbetrekking teniet zijn gegaan door overmacht, of door de overmachtsregels, de ná de litis contestatio ontstane overmacht had deze uitwerking nooit, omdat de nieuwe rechtsbetrekking steeds bestond uit het betalen van een geldsom, welke verplichting, zoals wij nog zullen zien,[2] door overmacht niet teniet ging.
![]() | eadem res: dezelfde zaak |
![]() | inter easdem partes de eadem re ne bis sit actio: tussen dezelfde partijen mag niet tweemaal over dezelfde zaak een proces plaatsvinden |
![]() | lites finiri oportet: gedingen moeten beëindigd worden |
![]() | ne bis in idem: niet tweemaal over dezelfde zaak |
![]() |
|