Servus caput non habet
(een slaaf is geen rechtssubject)
Prota - Personen- en familierecht
§ 1
Omschrijving van het begrip persoon
Men gebruikt het woord 'recht' in talloze betekenissen. Zo hebben wij zojuist het
burgerlijk procesrecht behandeld, dat ook wel wordt genoemd het formele burgerlijk recht.
Dit formele burgerlijk recht regelt de handhaving van het materiële burgerlijk recht, dat
op zijn beurt handelt over de rechtsbetrekkingen tussen de burgers onderling. Een andere
onderscheiding is die in objectief en subjectief recht. Het objectief recht is het geheel
van rechtsregels dat in een bepaalde tijd en in een bepaalde gemeenschap geldt. Zo is er
een Romeins objectief recht uit de tijd van Augustus en uit de tijd van Justinianus; zo is
er een Nederlands objectief recht van het jaar 1838 en van 1995. Men spreekt ook wel over
stellig of positief recht, vooral wanneer men de tegenstelling tot het natuurrecht op het
oog heeft. In het objectieve recht worden bevoegdheden toegekend, bijvoorbeeld de
bevoegdheid met een zaak te doen wat men wil (eigendom), van iemand een geleende geldsom
terug te vorderen en hem daartoe te laten veroordelen (vorderingsrecht). Een zodanige
bevoegdheid heet een subjectief recht; men stelt het meestal zo voor dat het objectieve
recht subjectieve rechten verleent. De bevoegdheden hebben dikwijls een negatieve kant:
verplichtingen. Tegenover de bevoegdheid van de één staat dikwijls de verplichting van
de ander.
De drager nu van subjectieve rechten en verplichtingen heet 'persoon'.[1] Een persoon heeft dus een geheel van subjectieve
rechten en verplichtingen; dat geheel is letterlijk aan zijn 'persoon' gebonden, is door
zijn persoon omgrensd. Dat geheel van aan een persoon gebonden rechten en plichten heet
het vermogen. Zo zien we dat de privaatrechtelijke definitie van een 'persoon' nogal
ontnuchterend is. De privaatrechtelijke persoonlijkheid wordt bepaald door het al dan niet
hebben van een vermogen, dat wil zeggen van een geheel van rechten en plichten. Het
overgrote deel van deze rechten en plichten is op geld waardeerbaar. Dat betekent
overigens niet dat er slechts sprake is van een vermogen indien het een batig saldo bevat.
Ook een negatief vermogen, dat wil zeggen een vermogen dat meer plichten (schulden) dan
rechten bevat, is een vermogen; een met schulden overladen debiteur, bijvoorbeeld een
failliet, verliest dus niet zijn persoonlijkheid. Slechts iemand aan wie het objectieve
recht geen vermogen toekent, die dus geen rechten en verplichtingen heeft waardoor hij aan
het rechtsverkeer kan deelnemen, bezit geen privaatrechtelijke persoonlijkheid. Hij is
geen rechtssubject maar een rechtsobject, dat wil zeggen een voorwerp van rechten en
verplichtingen. Ons recht kent zo iemand niet, het Romeinse recht kende er ontelbaar
velen: het waren de slaven, servi. In een zinspreuk werd hun lot uitgedrukt: servus
caput non habet, ofwel: de slaaf is geen rechtssubject. Uit dit voorbeeld
blijkt al dat men er zich voor moet hoeden de persoon gelijk te stellen aan de mens. De
slaven, die in de dagen van de Romeinse juristen volgens het natuurrecht als vrije mensen
geboren werden, waren volgens het stellige recht geen personen, maar dingen, waarop men
het recht van eigendom, vruchtgebruik, pand etc. kon hebben. Het is dus geenszins
vanzelfsprekend dat een mens altijd 'persoon' dat wil zeggen rechtssubject is; de tijden
waarin slavernij heeft bestaan, zijn langer geweest dan die, waarin ieder mens
persoonlijkheid bezat. Keizer Justinianus vat het aldus samen in zijn Instituten:
I. 1, 2, 2: ... ius autem gentium omni humano generi
commune est. nam usu exigente et humanis necessitatibus gentes humanae quaedam sibi
constituerunt: bella etenim orta sunt et captivitates secutae et servitutes, quae sunt
iuri naturali contrariae. iure enim naturali ab initio omnes homines liberi nascebantur.
Het ius gentium is het aan het menselijk ras
gemene recht; want omdat de praktijk en de menselijke behoeften dit vereisten, hebben de
volkeren der mensheid zichzelf regels gesteld; er zijn immers oorlogen ontstaan en
bijgevolg gevangenschap en slavernij, die aan het natuurrecht tegengesteld is. Want
volgens het natuurrecht werden alle mensen in den beginne als vrije mensen geboren.
Zijn er dus enerzijds mensen die geen persoon zijn, anderzijds treft men personen aan,
die geen mens zijn, abstracte lichamen die dragers zijn van een geheel van rechten en
plichten, die met andere woorden een vermogen hebben. Zij staan bekend onder de naam
'rechtspersonen': zo kennen wij onder andere de staat, de B(esloten) V(ennootschap), de
vereniging, de stichting.[2] Het Romeinse recht kende
zulke rechtspersonen niet, hoewel het wèl sommige abstracte lichamen als personen liet
optreden:
D. 46, 1, 22 Florentinus libro octavo institutionum:
hereditas personae vice fungitur, sicuti municipium et decuria et societas.
... omdat een nalatenschap optreedt als een persoon,
evenals een stad, een gemeenteraad, een vereniging.
Het kenmerk van de rechtspersoon is het hebben van een eigen vermogen. Uit dit alles
blijkt hoe voorzichtig men moet zijn wanneer men de uitdrukking 'persoon' in juridische
zin gebruikt. Of iemand of iets privaatrechtelijke persoonlijkheid heeft, wordt door het
objectieve recht bepaald en het objectieve recht heeft de macht deze persoonlijkheid aan
een mens te onthouden en aan iets abstracts toe te kennen. In onze samenleving is ieder
mens een persoon. Dat houdt geenszins in, dat ieder mens dezelfde rechten en
verplichtingen kan hebben. Leeftijd, geslacht (m/v) en in dwangstaten, zoals in
Nazi-Duitsland en tot voor kort in Zuid-Afrika, ras, kunnen juridisch tot verschil
aanleiding geven.
ius gentium: het aan het menselijk ras gemene recht, natuurrecht
servus, servi: slaaf, slaven
servus caput non habet: een slaaf is geen rechtssubject
Voetnoten
[1]: Letterlijk betekent het woord persoon 'masker'
evenals het Griekse woord prñsvpon, dat
eveneens persoon betekent. Intussen is het woord 'persona' voor de drager van rechten en
verplichtingen in het Latijn niet zeer gebruikelijk; de Romein spreekt dikwijls over een
'caput', hetgeen eigenlijk `hoofd' betekent.
[2]: Een volledige opsomming vindt men in art. 2:1,
2 en 3 BW.
Ga naar
van
Rechtsgeschiedenis RuG
Deze pagina is een poging de
feitelijke toestand weer te geven,
zoals die de maker, R.J.H. Brink,
op bovenstaande ( ... )
genoemde moment bekend was