|
Coactus tamen volui
|
D. 4, 2, 5 Ulpianus libro undecimo ad edictum: Metum accipiendum Labeo dicit non quemlibet timorem, sed maioris malitatis; D. 4, 2, 6 Gaius libro quarto ad edictum provinciale: Metum autem non vani hominis, sed qui merito et in homine constantissimo cadat, ad hoc edictum pertinere dicemus. | Wij zeggen dat op dit edict betrekking heeft niet de vrees van een schrikachtig iemand, maar de angst die terecht zelfs een zeer standvastig mens bevangt. |
In beginsel heeft de rechtshandeling rechtsgevolgen: zij is immers gewild, hoewel, ja, omdat ik gedwongen ben: men drukt dit uit in het zinnetje coactus tamen volui: hoewel gedwongen heb ik toch gewild. Paulus:
D. 4, 2, 21, 5 Paulus libro undecimo ad edictum: Si metu coactus adii hereditatem, puto me heredem effici, quia quamvis si liberum esset noluissem, tamen coactus volui: sed per praetorem restituendus sum, ut abstinendi mihi potestas tribuatur. | Als ik onder bedreiging een nalatenschap heb aanvaard, dan ben ik naar mijn mening erfgenaam geworden, omdat ik het onder dwang toch heb gewild, hoewel ik niet gewild zou hebben als ik de vrije keus zou hebben gehad; maar door de praetor zal ik weer in de toestand worden verplaatst dat ik de mogelijkheid tot verwerping krijg. |
De gedwongen rechtshandeling kan door vrijwillige bevestiging, ratihabitio, onaantastbaar worden. Daaruit blijkt reeds dat zij rechtsgevolg heeft: een algeheel nietige rechtshandeling is in het Romeinse recht niet vatbaar voor bekrachtiging.[1] De exceptie van dwang kan door de bedreigde worden opgeworpen tegen degene die de nakoming van de gedwongen rechtshandeling opeist, zelfs indien de bedreiging door een derde is geschied en de eiser van die bedreiging geen weet heeft. Het BW, in zijn algemene neiging iedere goede trouw, dat wil zeggen iedere 'geaccepteerde' onwetendheid te beschermen, heeft in het geval van bedreiging door een derde beslist ten gunste van de eiser die geen reden had het bestaan van de bedreiging te veronderstellen (art. 3:44 lid 5); de rechtshandeling kan dus niet worden ontkracht en is onaantastbaar.
De reden om de bedreigde te beschermen is, zoals een ieder zal inzien, gelegen in de onzedelijkheid van de bedreiging en de onrechtvaardigheid die men voelt indien de dwingeland van zijn bedreiging de vruchten kan plukken.
coactus tamen volui: hoewel gedwongen heb ik toch gewild | |
exceptio quod metus causa: exceptie van bedreiging | |
metus: vrees, angst, bedreiging, vreesaanjaging | |
ratihabitio: bekrachtiging | |
vis: dwang, geweld, bedreiging |
[1]: Anders het Nederlandse recht in art. 3:58 BW. Zie PF 14.
|